Intelligent Asset Management, een welbekende cloudoplossing van SAP. Deze “suite” bevat een verzameling applicaties die de volledige levensloop van een asset kunnen ondersteunen. Eén van de onderdelen van deze levensloop is de onderhoudsstrategie van het asset: Hoe kunnen we het onderhoudsproces en de inzet van onze onderhoudsmedewerkers perfectioneren? Om hier invulling aan te geven, biedt de IAM suite de applicatie: Asset Strategy and Performance Management, in het kort ASPM. Met ASPM biedt SAP een eigen oplossing voor het optimaliseren van de onderhoudsstrategie. ASPM ondersteunt hierin een aantal bekende tools, zoals de FMEA en de RCM. Hierbij hoort natuurlijk ook de risicomatrix. Met deze matrix kunt u door middel van kans maal effect bepalen welke assets voor u het meest cruciaal zijn om te onderhouden. Op deze risicomatrix wordt in dit artikel dieper ingegaan.
De risicomatrix ingrediënten
Om een succesvolle risicomatrix op te zetten, zijn een aantal ingrediënten vereist.
De eerste stap is het vaststellen van de categorieën waarop de assets worden beoordeeld. Bekende voorbeelden die regelmatig terugkeren zijn: de beschikbaarheid van het systeem en de veiligheid in het gebruik. Er zit geen limiet op. Ook als u 8 categorieën heeft, kunt u deze onderhouden in het systeem.
Vervolgens zal u per categorie de weegfactoren willen bepalen. Deze weegfactoren beïnvloeden de gevolgen van een specifiek “vakje” in de risicomatrix. Een hogere waarde komt overeen met een hoog risico. Mocht er al met RCM gewerkt worden bij uw bedrijf, dan zijn deze weegfactoren waarschijnlijk al bekend bij de reliability engineer van dienst.
In de risicomatrix die wij later in dit artikel als voorbeeld gebruiken, zijn de antwoordwaardes slechts 1, 2 en 3 “punten” waard. Echter kunt u de schaal precies zo maken als u zelf wilt. Een voorbeeld hiervan staat in het volgende screenshot:
Als de categorieën en de weegfactoren zijn opgevoerd in het systeem, dient er worden aangegeven welke waardes (on)acceptabel zijn. Dit is in het systeem te definiëren door middel van thresholds (grenswaardes).
Voorbeeld grenswaardes
Afhankelijk van het aantal verschillende risicogradaties die u wilt gebruiken, kunt u zelf de verschillende grenswaardes instellen. In onderstaand voorbeeld kiezen we voor 3 grenswaardes. Ook stellen we in dat een resultaat van waarde A moet resulteren in een vervolgactie: het uitvoeren van een FMEA. Deze waarde kan dan worden gesynchroniseerd om zo het veld op functieplaats en equipment te vullen met bijvoorbeeld A, B of C.
Invullen van de risicomatrix
Zodra de risicomatrix volledig is ingericht, is deze te gebruiken in de assessments.
Onderstaand is een voorbeeld van een simpele matrix, welke in een RCM en/of R&C analyse is te gebruiken.
De kleuren komen standaard overeen met de grenswaardes zoals u zelf heeft gedefinieerd bij het inrichten van de matrix. Deze zullen dus gelijk zijn aan de verschillende risicogradaties die het eindresultaat van de assessment vormen.
De matrix vult u voor elke asset één keer in per categorie. Dit kan op twee verschillende manieren worden uitgevoerd.
Risicomatrix invullen met drop down
De eerste manier om de matrix in te vullen, is door het lijstje bovenin te openen.
Dan krijgt u een zogeheten “drop down”, waar voor zowel de consequentie (effect) als de kans (risico) een gegeven kan worden ingevuld door middel van een invoerhulp.
Matrix invullen door klikken
Een prettiger alternatief is om te “klikken” in de tabel zelf. Automatisch vult het systeem dan de juiste gegevens in, en in de risicomatrix wordt het aangeklikte vakje gemarkeerd. Zo is het mogelijk om heel snel de categorieën langs te lopen en de matrix in te vullen.
Via de optie “note” kunt u eventueel een eigen opmerking toevoegen, specifiek voor het huidige assessment. Ook kunt u met het ”i’tje” eventueel extra informatie zien over de verschillende antwoordopties, mocht een bepaalde beschrijving niet goed in de tabel zelf passen.
In bovenstaande matrices zijn de antwoorden vrij kort en helder. We zien in de praktijk echter dat de verschillende invoeropties vaak een stuk uitgebreider worden beschreven. In plaats van een high-medium-low, zou u dus bijvoorbeeld kunnen denken aan de daadwerkelijke schade (in euro’s) mocht er een defect optreden.
Ook zijn er meer mogelijkheden om de matrices te tonen. Zo wordt er in bovenstaand screenshot gebruikt gemaakt van twee dimensies, waar in de praktijk wel eens gebruik wordt gemaakt van een derde dimensie. Ook deze derde dimensie kan probleemloos worden ondergebracht in ASPM.
En wat is het resultaat?
Uw eindresultaat ligt vooral aan de manier waarop ASPM wordt ingericht. Bij het inrichten kunt u bijvoorbeeld vastleggen of er voor de impact de hoogste of laagste score van de verschillende categorieën wordt gebruikt, of zelfs een optelling.
Uiteindelijk zal er bij afronding van het assessment op basis van de grenswaardes een risicogradatie met bijvoorbeeld een waarde A, B of C uitrollen. Aan deze waardes kunt u een bepaald advies koppelen om bijvoorbeeld een FMEA-assessment uit te voeren.
De risicoscores die u heeft verkregen, kunt u uiteindelijk makkelijk terugvinden in de lijst met assessments. Mocht deze gekoppeld zijn aan een actie, kunt u ook deze actie terugvinden.
De verkregen waarde kan tevens worden gesynchroniseerd naar het SAP-systeem, zodat u ook in SAP kan zien welk van uw assets gezien dient te worden als “kritisch”.
Kortom, het is dus relatief eenvoudig om de risicomatrix onder te brengen in een SAP-systeem. Op deze manier verbetert ASPM op een simpele manier het overzicht dat u heeft over de belangrijke assets in uw systeem.